Manu Baeyens HANDSKRIF / HANDSCHRIFT
opening expositie Den Bosch 5 februari 2017
Manu woont aan de rand van het land. Van Nederland wel te verstaan. Hij is Belg, is geboren in Gent, maar woont met Jenthe nu al enkele jaren in Eenrum in de provincie Groningen, waar het leven soms schokkend is. In Eenrum kun je naar de pomp lopen, een rode, hij staat op het Kerkplein en je kunt er een klap van de molen krijgen. Zoiets trekt wel aan.
Eenrum ligt bij Kloosterburen en Pieterburen de startplaats voor wadlopers. Wadlopers zijn zowel mensen als vogels, en dat is een gegeven dat Manu aanspreekt. Manu houdt van dieren, ze duiken voortdurend op in zijn werken. Eigengereid noemt hij een van zijn in deze tentoonstelling geschilderde dieren. Eigenzinnig, dus, eigenwijs. En dat is wat een kunstenaar moet zijn.
Pieterburen is ook het startpunt van het Pieterpad dat van het Groningse noorden naar het Limburgse zuiden loopt 498 km lang. In Eenrum kun je buiten de paden treden. Iets wat Manu regelmatig doet. Hij is niet iemand die zogezegd binnen de lijntjes kleurt. Grenzen zijn er immers om erover heen te gaan. Van Gent Groningen, van boven naar beneden, van links naar rechts.
Manu is schilder, beeldend kunstenaar. Dat betekent dat hij zijn eigen wereld verbeeldt. Dat verbeelden gebeurt al millennia door kunstenaars, wereldwijd in alle culturen. De oermens had al de behoefte om rotswanden te beschilderen met dieren en jagers of van een bijzondere steen een mollige oermoeder te snijden. Het moet een soort bezweren zijn geweest van de angsten voor natuurverschijnselen waar ze geen raad mee wisten; onheil, ziekte, dood. Maskerdansen en fetishverering om goden of voorouders gunstig te stemmen.
Misschien is er niet zo veel veranderd. Ondanks alle ratio, alle verklaringen, alle technieken waarmee we de wereld denken aan te kunnen, blijft de behoefte om er op onze eigen manier grip op te krijgen. Talismannen en amuletten hebben we, kaarsen, gelukspoppetjes, gelukskoekjes, mascotten om de zege af te dwingen en gelukkig hebben we ook altijd de kunst.
Natuurlijk is er veel kunst die het leven mooi maakt, die de talenten van mensen gestalte en vorm geeft. Maar kunstenaar zijn, is vooral -zoals onder andere Picasso zei- : vorm geven aan je angsten en verlangens. De kunstenaar moet zich overgeven aan dat wat niet onder woorden te brengen is. Het zijn de raadsels, die soms tegenstand oproepen, het moet schuren.
Die raadsels vind je bij Manu ook in zijn titels: De lucht is mijn deken, Een protesterende vogel, Een huilende tak
Het is de eigen taal waarvan Manu zich ook in zijn titels bedient. Alle werken hebben een titel. Daarmee geeft hij een duiding, een persoonlijke associatie, waarbij we zelf onze voorstelling mogen maken bij wat hij ons geschilderd laat zien. Titels zijn nooit een verklaring van het werk, want die is er niet. Een kunstenaar kan niet zoveel met de vraag wat hij met het werk bedoeld heeft. Hij weet het zelf niet.
Omhels het hele lichaam, tweelingziel, onmeetbaarheid. Prachtige titels van werken die hier hangen.
We moeten ons ervan bewust zijn dat een kunstenaar niet maakt. Een kunstenaar bewerkt dat het er komt. Manu gebruikt daarbij wat hem van pas komt, wat hem voor de voeten komt. Letterlijk vaak. Alsof een stuk karton, een oude deken, een rol behang , een oude prent er als het ware om vraagt om gebruikt te worden. Manu jut, hamstert, verzamelt, raapt op wat in het oog springt.
Ik ben een veelvraat, zegt hij zelf.
En het zijn niet alleen de ogenschijnlijk waardeloze objecten die hem aan het werk zetten, die hem uitdagen. Het zijn ook de dieren die hem helpen om al schilderend bij zijn intuïtie te blijven. Geen afwegingen te maken maar zich te laten leiden door het onbedachte, het niet-rationele.
De dingen laten gaan, laten gebeuren. Dieren, katten, konijnen, ezels hebben immers geen vooropgezet plan. Dieren doen maar. Ze volgen hun instinct, iets wat aangeboren is. Dat is aantrekkelijk.
Het mooie is dat de mens zijn intuïtie heeft, zijn pure directe kennis die er tevoren niet was. Dat geeft hem de mogelijkheid om ongecontroleerd te beslissen. Dus : geen idee waarom het zo geworden is, maar zo moet het.
Manu kiest voor zijn werken meestal doorleefde materialen. Wat hem daarin aanspreekt is dat ze een eerlijke uitstraling hebben. Ze zijn wat ze zijn. Ze hebben hun eigen verhaal, hun voorgeschiedenis.
Het maken van werk is, zoals hij dat zelf zegt, alsof je je eigen brood kneedt, je hebt je eigen ingrediënten en hoewel er een soort basisrecept is, maak je er toch je eigen baksel van, misschien ogenschijnlijk soms een misbaksel, maar dat is wel wat er uit komt.
Serendipiteit noemen we dat: iets onverwachts en bruikbaars vinden, zonder dat je ernaar op zoek bent. Dat werkt verrassend en bevredigend. Julius Comroe, medisch onderzoeker en gespecialiseerd in de fysiologie beschreef serendipiteit als: Het zoeken naar een speld in een hooiberg en eruit rollen met een boerenmeid. Je wordt er blij van.
Voor Manu moet het werk knallen, het mag niets braafs hebben of esthetisch. Om dat te voorkomen werkt hij bij voorkeur aan veel werken tegelijk. Het biedt hem de mogelijkheid om telkens weer opnieuw naar een werk in wording te kijken en dan ineens het onverwachte en het bruikbare te vinden, waardoor hij kan bepalen dat het af is. Serendipiteit. Het is als een jongleer-act met vele ballen. Het is ook een zoektocht naar de onschuld, naar het kind in hemzelf. Naar een onschuld zoals die voor de dieren geldt. Niemand kan wat het toeval kan. Daarom is de kunstenaar waard wat hij niet kan, want de waarde is hetgeen hem overkomt.
Kunst moet bij de ballen grijpen, vindt Manu. Eerder zei Theo van Doesburg al: Kunst is niet te begrijpen, kunst grijpt. Kunst pakt je bij de strot, bij de lurven, beneemt je de adem, je hebt er geen woorden voor.
Daarom is de gewone spreektaal vaak ontoereikend om de essentie van een kunstwerk te duiden. Wel hebben we de poëzie, de dichtkunst.
zoals een dier
je zoekt
al om de geur
en zacht tegen je aan
zo zonder iets te willen
er te zijn
Het kunstwerk is voor de kunstenaar iets als een geschenk. Als een goed gebakken brood dat telkens anders is, omdat het steeds zijn eigen vorm kiest. En wij consumeren het. Kunstwerken kijken ons aan. Ze kijken ons in de ziel. Ze herinneren ons aan wie we zijn of willen zijn. En de schilder maakt ze. Elke dag weer in zijn eigen handschrift.
schildersoog
de dag begint
met de witte muur
het hoofd leeg
na een droom
over rare kwasten
de kat kijkt verbaasd
is terug van weggeweest
heeft vogels verjaagd
vreemde, andere niet
ze kennen hem, de held
veel gemiauw, weinig veren
hij haalt ze uit de verf
de vogels, de kat, de ezel
ze kunnen niet zonder elkaar
hij doet ze voor ons in de doeken
Written by Frank Eerhart 2017